Poëzie aan de Vecht

Koos van Belzen

De kersentuin

Waait nog de wind door de kersenbloemkruin
als de stad rukt op en raakt natuurdomein?
Rest er , o Tsjechov, nog wel een kersentuin
wanneer de boomgaard van beton zal zijn?
Nooit verdwijnen mag de lentegeur en kersentijd
le temps , le temps des cérises;
mijn spel en jeugdigheid niet kwijt
onze natuur mag niet verliezen.
Het ultieme toneelstuk van mijn dromen:
“Een kersentuin die steeds weer bloeiend terug zal komen
Mooier zal dan de merel zingen
een lied van levende herinneringen.
Want als ik de geur van witte kersenbloesems mis,
weet ik dat mijn jeugd voorgoed verdwenen is.

Humor aan de Vecht

Rivier, rivier, mijn Drôme, rivier
Mijn pas-par-tous en stromend souvenir
Met humor wil ik je mondiaal bezingen
en zo met Grolsch en Amstel bier omringen

Zoals jij meandert als de Rijn en Rhône
ben je een wonderschone amazone
De Vecht, mijn kleine, Europese Rio Grande
en watersieraad van de lage landen

Nu wat minder Franser als de Seine en de Loire
blijf ik jou met zoveel Vechtplezier bevaren
en al denkend aan Holland door mijn ontroer-gebied
Hoe tap ik toch mijn humor in dit lied

Met klanken Ee en Aa en zeker IJ
schenk ik slechts water voor mijn Poëzij

En als ik straks onder de wol ga
in dommel, en droom over brede rivieren
zoals een mooie Miss-Souri, Miss-World en Miss-Sippi
raak in een flow als een moderne hippie
Fluisterend: mijn Vecht, jij alleen
wil ik met liefde en humor versieren