Jantine van der Lecq
Ongebaande paden
wie ongebaande paden wil gaan,
lopen‐lopen‐lopen,
volgt alle routes
zwerft langs het water
doopt de dorpen en de steden
Loendersloot‐Rotterdam‐Paramaribo
doorkruist de bossen en de venen
waadt door moerassen,
drassig‐natte schoenen‐bah!
merkt ook een smalle zijweg op
misschien dat het dan lukt
te verdwalen.
lekker‐slokje‐water.
Als een half eitje
Hoe jij mij aan de hand had, huppelend naar school
je mond vol melodie, lach en lawaai.
Hoe jij de bal net over het randje legt
Met gekrulde lippen op van die glimmende lichtheid
Lippen die de hapjes kusjes geven
en mij
de aardbol laten proeven, rond als je wangen.
Hoe je armen wijd schateren
openhartig voor wie zich geborgen wil voelen
met in je sterke handen een veldboeketje voor in het keukenraam.
Hoe ik herboren werd in de wereld achter jouw gezicht,
in je schoot nog een half eitje voor morgenochtend.