Zelvoyca Egbers

Daidalos

Daidalos was opgesloten in het Labyrint
Daar woonde een monster half mens half stier
De minotaurus was altijd kwaadgezind
Nog even, en Daidalos was zo dood als een pier

Gelukkig werd dit niet zijn afgang
Al kwam de minotaurus achter hem aan
Want Daidalos vond de uitgang
En kon de deur net op tijd dichtslaan

‘Zorg dat hij niet weg vaart’ zei de koning tegen zijn staf
Nu zat hij gevangen op het eiland
Hij mocht niet van Kreta af
Maar hij was slim en bekeek het van de andere kant

Het was altijd al zijn droom geweest
Om zo vrij als een vogel te vliegen
Er kwam een gier en Hij vermoorde dat beest
Van de veren maakte hij vleugels, hij ging nog meer gieren bedriegen

Zo kon hij toch nog van Kreta af
Vlieg niet te laag en niet te hoog
Vertelde hij Ikaros kortaf
En toen was het werkelijkheid; Hij vloog!!

Maar hij had nog steeds zorgen
Want Ikaros veren vielen eraf
Hij had de vleugel met was aan elkaar gelijmd die morgen
Hij had het nog tegen Ikaros gezegd vooraf

Nu had hij niemand meer en was hij alleen
Ikaros was gevallen
Dit was van koning Minos erg gemeen!
Hij maakte de rest van zijn leven beeldjes van gevleugelde jongentjes, honderdtallen